Door Fons Meijer
Dat Margaret Thatcher (1925-2013) niet de feministische verlosser was die de vrouwenbeweging het liefst had gehad, betekent niet dat ze moet worden weggezet als manipulatieve vrouwenhater. Juist vanuit een genderperspectief is de eerste vrouwelijke premier van het Verenigd Koninkrijk een belangrijke casestudy om te begrijpen hoe vrouwelijk leiderschap in de praktijk precies werkt.
Twee dagen na het overlijden van Margaret Thatcher, op 10 april 2013, kwamen de leden van het Britse Lagerhuis bijeen om de nalatenschap van de eerste vrouwelijke Britse premier te eren. Het was echter de uiterst kritische Glenda Jackson die met een enigszins theatrale tirade de show stal; de Labour MP hekelde de ‘gruwelijke sociale, economische en spirituele schade’ die de conservatieve premier tijdens haar bewind berokkend zou hebben. Jacksons uitspraak die achteraf het meest bleef nagalmen, had betrekking op haar sekse: ‘The first Prime Minister of female gender, OK. But a woman? Not on my terms.’
In deze kwalificering klinkt een hoop feministisch oud zeer door: in de jaren dat Thatcher 10 Downing Street behuisde deed de Britse overheid inderdaad opvallend weinig om de emancipatie van vrouwen te bevorderen – als ze al werden gewaardeerd was dit enkel als onderdeel van het traditionele huisgezin. Dat Thatcher een vrouw was, maakte haar antifeministische politiek voor de vrouwenbeweging nog lastiger te verkroppen: zij zou haar bijzondere positie als eerste vrouwelijke premier van Groot-Brittannië en van de hele westerse wereld misbruiken om verderfelijk hegemonische vrouwbeelden rond te spuien.
Als vrouwelijke regeringsleider staat Margaret Thatcher in een historische lijn van politiek machtige vrouwen – van Indira Ghandi tot Angela Merkel en Theresa May – en het loont om onszelf af te vragen welke rol gender speelde in haar politieke leiderschap, juist om beter inzicht te krijgen in de mechanismen die achter vrouwelijk leiderschap schuilgaan. De vraag is echter in hoeverre het nuttig is het activistisch-feministisch oordeel uit de jaren tachtig te herhalen, zoals Glenda Jackson deed.
De feministische blik
In de late jaren tachtig en de vroege jaren negentig waren het dus voornamelijk activistisch-feministische analyses die over Thatchers gender werden gepubliceerd. Deze studies – sommige meer wetenschappelijk dan andere – verschenen vooral als antwoord op die ene prangende paradox van Thatchers vrouw-zijn, want was Thatcher, ondanks de politiek-inhoudelijke boodschap die ze afgaf, niet juist het levende bewijs dat vrouwen politiek machtig konden zijn?
In haar boek The Iron Ladies: Why do Women Vote Tory? ging auteur-activist Beatrix Campbell dieper in op deze paradox. Ze erkende dat Thatcher, als machtig vrouwfiguur, een feministische symboolfunctie had kunnen bekleden, maar dat zij zichzelf diskwalificeerde doordat ze vrouwen niet uitdaagde haar voorbeeld te volgen. In plaats daarvan ‘veinsde’ Thatcher dat ze ook maar een doodnormale huisvrouw was, voor wie het gezin altijd op de eerste plek kwam. Campbell beargumenteerde dat Thatcher op deze manier haar gender ‘misbruikte’ om het gezicht te kunnen zijn van haar eigen anti-modernistische en hegemonische ideologie, om een radar te worden van de gezinsretoriek van thatcherisme (die naast het voorstaan van een kleine overheid en een geprivatiseerde economie ook gekenmerkt werd door een appel op traditionele normen en waarden). Campbell vond dit vrouwonwaardig, want juist door haar nauwkeurig vormgegeven huisvrouw-act miskende Thatcher niet alleen haar eigen ervaringen, maar de ervaringen van vrouwen in heel Groot-Brittannië: ‘She has rendered invisible the housewife who is also in waged work and she has blurred the contradiction experienced by the wageless housewife. She has been silent about the solitude of mothers, about women’s unemployment, and about the effect of deregulation in increasing the exploitation of women.’
Vele auteurs na Campbell zouden haar overtuiging delen en stellen dat Thatcher in haar politieke optredens niet zozeer een vrouw als wel het sjabloon van een vrouw was. Gender zou voor haar enkel een middel zijn om haar politieke boodschap uit te dragen, want als het er op aankwam, weigerde ze te erkennen dat vrouwen tot een gemarginaliseerde groep behoorden.
De vraag is echter hoe vruchtbaar een exclusieve focus op de buitenkant van Thatchers gender is. Oké, ze was geen feminist, en oké, in haar politieke optredens zette ze op een ingenieuze manier bepaalde vrouwbeelden in, maar wat leert dit ons over de dieperliggende dynamiek van vrouwelijk leiderschap? Doen dergelijke analyses wel recht aan de positie waarin Thatcher zich bevond, als eerste vrouwelijke premier?
Thatchers spagaat
In 1989 publiceerde The Guardian-journalist Hugo Young One of Us: Life of Margaret Tatcher, dat hij baseerde op uitvoerige gesprekken met politiek betrokkenen uit de Thatchertijd – waaronder de premier zelf. Hij laat zien dat Thatcher inderdaad voorzichtig met haar gender omging, maar dat dit voor een groot deel ook het gevolg was van een diepe onzekerheid. Hij beargumenteerde dat Thatcher zich pijnlijk bewust was van de minderheidspositie die haar sekse met zich meebracht. Om als vrouw succesvol te worden en te blijven in de door mannen gedomineerde arena die de Britse politiek was, moest zij op hun voorwaarden meedoen, ook als dat betekende niet te veel nadruk te leggen op de gemarginaliseerde positie van vrouwen en over te komen als een ‘zeurkous’. Strategisch gebruik maken van haar gender was niet een mediastrategie, aldus Young, ze deed het om haar kop boven water te kunnen houden.
Young laat terecht zien dat Thatcher haar gender niet vrijelijk kon vormgeven, maar rekening moest houden met de vaak onverenigbare verwachting die haar collega’s en de media van haar hadden: ze mocht vrouwelijk zijn maar niet té vrouwelijk, ze moest mannelijk zijn maar ook zeker niet als een ‘manwijf’ overkomen. Daarbij moest zij zich tevens schikken naar de eisen die haar partij, de Conservative Party, aan haar zelfpresentatie stelde. De Tories kenden een lange traditie van politiek actieve vrouwen, zowel in de politieke arena – zo was in 1918 het eerste vrouwelijke parlementslid, Nancy Astor, een lid van de Conservative Party – als in de achterban. Thatcher moest het gezicht zijn van deze uitgesproken maar behoudende groep kiezers.
Dit bracht Thatcher in een spagaat: zij moest zich presenteren als de doodnormale huisvrouw die zij in de praktijk, door haar politieke carrière, helemaal niet kon zijn. Dat ze moeite had met het in balans brengen van haar gezinsleven en carrière, dat haar echtgenoot en kinderen het van tijd tot tijd lastig vonden dat ze zo vaak van huis was, daarover moest ze zwijgen. Zij mocht dan wel de machtigste vrouw van het westelijk halfrond zijn, ze moest zich hier ook naar gedragen.
Door Thatcher te benaderen als een uniek en van de maatschappij losgezongen fenomeen, zoals feministische auteurs als Campbell deden, en hierdoor een comfortabele afstand te creëren tot de antifeministische politica die ze tot op zekere hoogte ook was, worden omgevingsfactoren genegeerd die een belangrijke rol speelden in de manier waarop Thatcher zichzelf presenteerde. Het is te kortzichtig om te stellen dat vrouwen aan de top naar believen gebruik kunnen maken van de verschillende vrouwbeelden die bij hun politieke boodschap passen. Dergelijke analyses maskeren de soms pijnlijke en moeilijke momenten die vrouwen meemaken als zij tot de top doorstoten.
Juist door ons niet blind te staren op de buitenkant van genderpresentatie, maar verder te kijken en te zoeken naar de plekken waar het verhaal wringt, krijgen we in beeld welke mechanismen er werkelijk schuilgaan achter vrouwelijk leiderschap. Juist dan blijkt dat er, op structureel niveau, nog veel te winnen is.
Fons Meijer is onderzoekmasterstudent Geschiedenis aan de Radboud Universiteit. Dit stuk is gebaseerd op een essay dat hij afgelopen najaar, onder begeleiding van dr. Julie Gottlieb, schreef aan The University of Sheffield.
Meer informatie
Anne Ribberink, ‘‘I Don’t Think of Myself as the First Woman Prime Minister’: Gender, Idenity and Image in Margaret Thatcher’s Career’, in: Richard Toye and Julie Gottlieb (red.), Making Reputations: Power, Persuasion and the Individual in Modern British Politics (London/New York, 2005), pp.166-179;
Laura Beers, ‘Thatcher and the Women’s Vote’, in: Ben Jackson and Robert Saunders (red.), Making Thatcher’s Britain (Cambridge, 2012), pp.113-131.
Julie Gottlieb, ‘Which Witch is Which? Margaret Thatcher as Lady Politician’, History Matters (Weblog History Department van The University of Sheffield), 10 april 2013 < http://www.historymatters.group.shef.ac.uk/witch-margaret-thatcher-lady-politician/>