Door Ellen Fooij
Omdat we gemeenschappelijke vrienden hebben, beland ik zo nu en dan weleens in de kroeg met een bepaald iemand die me na de nodige alcohol graag van ongevraagd liefdesadvies voorziet. Dan noemt hij me ‘voluptueus’, omdat hij ‘dik’ een lelijk woord vindt, en prijst me om mijn karakter. Ik moet maar wachten, stelt hij met dubbele tong. Ik moet maar wachten en dan is er vast wel een vent die ziet hoe mooi ik vanbinnen ben.
Hoewel ik uiteraard helemaal niet gediend ben van dit soort ‘goedbedoelde’ praatjes, gaat het nu niet om hem. Het gaat om een vriend die ik bovenstaand verhaal vertelde. Hij was ontdaan over het gedrag van deze persoon, en vond waarschijnlijk dat hij me troostte toen hij zei: ‘Maar ik vind je helemaal niet dik!’
Ik knipperde verbaasd met mijn ogen en wist op dat moment niets terug te zeggen: die opmerking zat me totaal niet lekker. Het punt is, ik bén dik. Blijkbaar wordt dit woord met zoveel nare dingen geassocieerd dat iemand die mij daadwerkelijk mag of mij cool of mooi vindt het haast onmogelijk acht dat ik daarnaast ook nog dik ben. Alsof het echt zo erg is. Alsof ‘dik’ in een keer subjectief is en gelijk staat aan dom of lelijk. Dat hij me niet dom of lelijk vind wist ik ook wel, dus eigenlijk had hij helemaal niets over mijn uiterlijk hoeven zeggen.
Ik weet dat het goedbedoeld was. Waarschijnlijk wilde hij juist laten zien dat hij het oneens was met de notie dat het behoorlijk straffend kan zijn, vooral voor een vrouw, om te dik gevonden te worden. Maar ik wil juist pleiten voor normalisering van het vet. Losstaand van of ik nu dik wil zijn of niet, ik bén het momenteel en om eerlijk te zijn kan het me vrij weinig schelen. En ook daar hoeft niemand iets van te vinden.