Sexting is voor sletten – Seksuele normen en de ongeautoriseerde verspreiding van digitaal sexy beeldmateriaal

Door Marijke Naezer en Lotte van Oosterhout

Met de opkomst van sociale media is ook een nieuwe vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag ontstaan: de ongeautoriseerde verspreiding van digitaal sexy beeldmateriaal. Onderzoek onder jonge plegers laat zien dat het oplossen van dit probleem begint met een positiever en geëmancipeerder vertoog over sexting.

Sociale media bieden jongeren nieuwe mogelijkheden om vorm te geven aan seksualiteit, bijvoorbeeld via sexting: het maken en delen van sexy (beeld)materiaal van zichzelf via sociale media. Redenen om aan sexting te doen zijn bijvoorbeeld plezier maken, flirten, sexy zijn, seksueel contact op gang brengen, aandacht trekken van een (potentiële) partner, seksuele opwinding creëren, een liefdesrelatie onderhouden, zelf-expressie, zelf-representatie en experimenteren met seksualiteit (1 en 5). Hoewel er soms sprake is van druk of dwang, worden de meeste sexts vanuit positieve motivaties verstuurd (8 en 5). Sexting kan dus, mits vrijwillig en met wederzijds enthousiasme uitgevoerd, gezien worden als een normaal onderdeel van de seksuele ontwikkeling van jongeren, dat een uiting is van seksuele agency, exploratie en expressie (zie ook 9).

Een veelbesproken risico van sexting is dat de ontvanger het materiaal zonder toestemming deelt met derden. Deze ongeautoriseerde verspreiding van sexy beeldmateriaal is een vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag: de oorspronkelijke maker heeft hier geen toestemming voor gegeven. In de huidige bestrijding van deze vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag ligt de focus nog vaak op potentiële slachtoffers: wat kunnen zij doen om te zorgen dat hun materiaal niet verspreid wordt? Veel minder aandacht gaat uit naar de werkelijk verantwoordelijken: de potentiële plegers die sexy materiaal zonder toestemming verspreiden. Om hier verandering in te brengen, deden wij onderzoek naar de motieven van jongeren om andermans digitale sexy beeldmateriaal (foto’s, filmpjes) zonder toestemming te verspreiden. Het onderzoek biedt belangrijke aanknopingspunten voor de aanpak van deze nieuwe vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag,

Het onderzoek Voor het onderzoek namen we 21 individuele diepte-interviews af met jongeren die te maken hadden gehad met de ongeautoriseerde verspreiding van sexy beeldmateriaal, als pleger (15), slachtoffer (2) of omstander (4). Deze jongeren waren tijdens het interview tussen de 15 en 21 jaar oud; ten tijde van het incident waren zij tussen de 14 en 18 jaar. De incidenten liepen uiteen wat betreft aard, omvang en impact, wat inzicht bood in de verschillende mogelijke motieven en scenario’s.

Zes motieven Op basis van onze data onderscheiden we zes motieven van jongeren om sexy beeldmateriaal van anderen te verspreiden. Een eerste motief betreft het welbekende motief van iemand pijn willen doen, als wraak op iets wat de ander gedaan heeft. Die ander kan bijvoorbeeld een (ex)geliefde zijn of een vriend(in): “Ik had iets met een jongen en we hadden foto’s naar elkaar gestuurd zonder kleren. En toen had ik het uitgemaakt en toen kreeg ik iets met een andere jongen. Terwijl ik met die andere jongen was, had mijn ex die foto’s aan zijn vrienden laten zien” (meisje, 15, slachtoffer).

Een minder bekend scenario waarin dit motief een rol speelt, is dat waarin iemand ongewenst sexy materiaal krijgt toegezonden. Zo kreeg een aantal meiden uit ons onderzoek ongewenst sexy beeldmateriaal van jongens toegestuurd: een soort “digitaal potloodventen”. Het doorsturen van het materiaal was voor deze meiden een manier om de maker op zijn nummer te zetten. Slachtofferschap en plegerschap overlappen in dit scenario: degene die het materiaal zonder toestemming doorstuurt maakt zich schuldig aan grensoverschrijdend gedrag, maar doet dat omdat zij (of hij) het materiaal in een eerder stadium tegen haar (of zijn) wil ontving.

Een tweede motief hangt samen met het gegeven dat naaktheid en seksualiteit voor veel jongeren nieuw zijn, waardoor sexy beeldmateriaal een bepaalde spanning veroorzaakt. Sommige jongeren voelen de behoefte om dat te delen met anderen: “Je krijgt zo’n foto en je schrikt er toch wel een beetje van, en dan ga je gewoon laten zien van: kijk nou wat ik heb gekregen!” (meisje, 17, pleger). In dit soort scenario’s is het doel van het doorsturen dus niet om de afgebeelde persoon pijn te doen of zwart te maken, zoals bij het eerste motief het geval was, maar om de eigen spanning te ontladen.

Een derde motief om sexy materiaal te delen met derden is het versterken van vriendschappen, vanuit de norm dat vrienden alles met elkaar delen: “Het is … een vrienden-ding denk ik, dat je dingen deelt. Als je iets binnen krijgt dan stuur je dat gewoon door. … Niet per sé om stoer te doen, maar omdat we het elkaar gunnen of zo. … Sharing is caring” (jongen, 16, pleger). Door andermans materiaal te delen, kan een vriendschap bevestigd en versterkt worden.

Een vierde motief om andermans sexy materiaal door te sturen heeft te maken met het praten en leren over seksualiteit: “Ik weet niet meer precies waar dat gesprek met mijn vriend over ging. Ik denk over seks. … We wisselden dingen uit. … Het was niet seksueel getint. Het was meer van: jij hebt dit en ik heb dat, oh, lachen. … Het was ook niet om mensen zwart te maken. …Het ging er echt alleen over dat we dat hadden” (jongen, 19, pleger). Het sexy beeldmateriaal vormt hier dus een hulpmiddel om te praten over seksualiteit.

Een vijfde motief betreft het willen reguleren van elkaars seksuele gedrag, met name dat van meiden: “Zij moest haar les leren dat ze geen foto’s moest sturen” (meisje, 16, pleger). Verschillende plegers legden uit dat zij meiden wilden “leren” dat ze niet aan sexting moesten doen, en zagen het verspreiden van het materiaal als een geschikte manier om dat te bewerkstelligen. In een dergelijk scenario wordt het materiaal vaak op grote schaal verspreid. Het slachtoffer wordt vervolgens gestigmatiseerd als “hoer” en uitgelachen, uitgescholden en gepest.

Een laatste motief om andermans sexy materiaal te verspreiden is het verhogen van de eigen populariteit. Sexy materiaal van anderen heeft een bepaalde “economische waarde” (7), en sommige jongeren hopen door het delen ervan erkenning te krijgen van leeftijdsgenoten. Zo vertelde een respondent over haar keus om naaktbeelden van een leeftijdsgenote door te sturen: “En toen had ik het naar zijn vriend gestuurd. … Die was best populair. Ik denk dat ik dat deels ook heb gedaan zodat hij me mocht, dat ik er ook een beetje bij hoorde. … Zo van: please like me!” (meisje, 19, pleger).

Normen rond gender, seksualiteit en sexting Opvallend was de grote rol die hedendaagse normen en taboes rond gender, seksualiteit en sexting speelden in de verhalen van onze respondenten. Deze normen en taboes werken de ongeautoriseerde verspreiding van digitaal sexy materiaal in de hand en dragen bij aan de normalisering van deze vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Zo is er het taboe op naaktheid en seksualiteit. Dit taboe zorgt ervoor dat sexy beeldmateriaal “spannend” wordt en dus voor ophef kan zorgen, wat het aantrekkelijker maakt om dergelijk materiaal te verspreiden. Het taboe is extra groot als het materiaal betreft dat buiten een bestaande liefdesrelatie werd uitgewisseld; sexting tussen jongeren die geen “officiële” relatie hebben riep bij respondenten vaak weerstand op. Dit past binnen een breder westers vertoog, waarin seksualiteit het meest acceptabel gevonden wordt binnen een langdurige liefdesrelatie, vooral waar het de seksuele activiteiten van meiden en vrouwen betreft (4).

Hiermee komen we op het genderaspect: naaktheid en seksualiteit zijn nog altijd meer taboe voor meiden (en vrouwen) dan voor jongens (en mannen). Dit maakt meiden extra kwetsbaar voor de ongeautoriseerde verspreiding van hun materiaal. Hoewel wij geen kwantitatief onderzoek deden, lijkt het erop dat meiden vaker slachtoffer worden dan jongens: van de 22 incidenten die we bespraken met onze respondenten, was het slachtoffer in 18 gevallen een meisje (82%). Bestaand onderzoek hierover is beperkt en niet helemaal eenduidig, maar lijkt eenzelfde richting uit te wijzen (voor een overzicht, zie 6).

Ook lijken de gevolgen voor meiden groter te zijn. Onze respondenten gaven aan dat meiden van wie sexy materiaal werd verspreid gemakkelijk werden uitgemaakt voor “hoer” of “slet”. Voor jongens die aan sexting doen bestaat een dergelijke veroordeling niet. Soms wordt een naaktfoto van een jongen zelfs niet eens als een naaktfoto gezien, vertelt een respondent: “Stel je voor het was een man geweest die in dezelfde pose een foto had gemaakt, dan zouden heel veel mensen dat niet als naaktfoto beschouwen” (jongen, 17, omstander). Ook in relatie tot sexting is er dus duidelijk sprake van een dubbele seksuele moraal: “zij is een hoer, hij is stoer”.

Deze dubbele seksuele moraal en de ongeautoriseerde verspreiding van sexy materiaal zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden: de dubbele moraal maakt vooral het materiaal van meiden “interessant” om te verspreiden (want alleen materiaal van meiden wordt “sletterig” gevonden), en die verspreiding en de bijbehorende slut-shaming reproduceren vervolgens weer de dubbele moraal (want meiden die aan sexting doen worden hiervoor gestraft).

Deze verbondenheid tussen de dubbele seksuele moraal en de ongeautoriseerde verspreiding van sexy materiaal wordt nog sterker door de manier waarop het gedrag van mannelijke plegers wordt vergoelijkt: “Wij zijn ook gewoon mannen en hebben ook gewoon flirts en dat soort dingen. Dus dat [de verspreiding van sexy materiaal van meiden] gebeurt nou eenmaal” (jongen, 19, pleger). Zowel jongens als meiden gaan ervan uit dat jongens van nature graag kijken naar naakte vrouwen, en zien dit als excuus, of tenminste als verzachtende omstandigheid, voor het ongeautoriseerd verspreiden van andermans materiaal: het welbekende “boys will be boys”.

Tot slot speelt ook het taboe op sexting een rol. Hoewel Nederland internationaal bekendstaat om haar seks-positieve benadering van seksualiteit, wordt het debat rond sexting gekenmerkt door angst en afkeuring (5, 2 en 3). Dit zagen we terug in de interviews met respondenten: sexting werd vaak beschreven als iets dat slecht, vies, dom en gevaarlijk is, en/of als iets dat vooral gedaan wordt door “zwakke”, “onzekere” mensen “zonder zelfrespect”. Deze negatieve beeldvorming rond sexting maakt het voor jongeren moeilijker om zich in te leven in leeftijdsgenoten die dit wel doen, waardoor deze jongeren andermans sexy materiaal soms sneller doorsturen en het slachtoffer gemakkelijker veroordelen.

Lekker sexten In dit artikel lieten we zien dat jongeren uiteenlopende motieven kunnen hebben om zonder toestemming sexy beeldmateriaal van anderen te verspreiden. Eén onderliggende factor blijkt echter in alle gevallen een rol te spelen: jonge plegers voelen zich gesteund door hedendaagse normen en taboes rond gender, seksualiteit en sexting. Het taboe op naaktheid en seksualiteit, de dubbele seksuele moraal, het idee dat “boys will be boys” en het negatieve vertoog over sexting maken het aantrekkelijk om andermans sexy beeldmateriaal te verspreiden, met name dat van meiden. Bovendien werken ze victim-blaming in de hand en dragen ze bij aan het bagatelliseren van het gedrag van plegers.

Dit betekent dan ook dat een positiever en geëmancipeerder vertoog over sexting een sleutelrol kan spelen in de aanpak van deze vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Zodra jongeren (en volwassenen) zich beter voor kunnen stellen dat sexting een positieve bijdrage kan leveren aan het leven van zowel jongens als meiden, zullen zij eerder geneigd zijn om sexy materiaal van anderen voor zichzelf te houden, en om bij een incident het slachtoffer te steunen en de pleger ter verantwoording te roepen. Oftewel: zij zullen eerder geneigd zijn om bij te dragen aan een wereld waarin jongeren lekker kunnen sexten.

Het volledige onderzoeksrapport is op te vragen via www.marijkenaezer.nl/sharingiscaring  of www.jongenjewilwat.nl/sharingiscaring.

Referenties

1. Burkett, Melissa. 2015. “Sex(t) talk: A qualitative analysis of young adults’ negotiations of the pleasures and perils of sexting.”  Sexuality & Culture : An Interdisciplinary Quarterly 19 (4):835-863.

2. Döring, Nicola M. 2014. “Consensual sexting among adolescents: Risk prevention through abstinence education or safer sexting?”  Cyberpsychology 8 (1).

3. Hasinoff, Amy A. 2015. Sexting panic: Rethinking criminalization, privacy, and consent. Urbana: University of Illinois Press.

4. Manning, Wendy, D., Peggy Giordano, C., and Monica Longmore, A. 2006. “Hooking up: The relationship contexts of “nonrelationship” sex.”  Journal of Adolescent Research 21 (5):459-483.

5. Naezer, Marijke. 2018. “Sexy adventures: An ethnography of youth, sexuality and social media.” Doctoral thesis, Radboud University.

6. Naezer, Marijke, and Lotte van Oosterhout. 2019. Sharing is caring? Jongeren, sexting en de ongewenste verspreiding van sexy beeldmateriaal. Den Haag: Ministerie van Justitie en Veiligheid.

7. Ringrose, Jessica, Laura Harvey, Rosalind Gill, and Sonia Livingstone. 2013. “Teen girls, sexual double standards and ‘sexting’: Gendered value in digital image exchange.”  Feminist Theory 14 (3):305-323.

8. Strohmaier, Heidi, Megan Murphy, and David DeMatteo. 2014. “Youth sexting: Prevalence rates, driving motivations, and the deterrent effect of legal consequences.”  Sexuality Research and Social Policy 11 (3):245-255.

9. Symons, Katrien, Koen Ponnet, Michel Walrave, and Wannes Heirman. 2018. “Sexting scripts in adolescent relationships: Is sexting becoming the norm?”  New Media & Society.

Leave a comment