Biseksueel versus panseksueel versus…?

Door Dr. Emiel Maliepaard

Wanneer ben je biseksueel en wanneer ben je panseksueel? Een vraag die vaak terugkomt in allerlei discussies over seksuele diversiteit en benamingen voor mensen die zich niet exclusief tot mannen of vrouwen aangetrokken voelen. In dit artikel zal ik eerst ingaan op het fenomeen “seksuele identiteit” om vervolgens de discussie biseksueel versus panseksueel te ontrafelen en mijn mening hierover te geven.

Introductie

Sinds een paar jaar zijn er vele definities bijgekomen voor mensen die zich seksueel en/of romantisch aangetrokken voelen tot meer dan één gender. Met name in Anglo-Amerikaanse landen lijkt er een grote verscheidenheid aan seksuele identiteiten te zijn. Deze mensen worden vaak onder het kopje niet-monoseksuelen samengevat, als tegenhanger van de monoseksuelen: mensen die zich exclusief tot één geslacht, meestal mannen of vrouwen, aangetrokken voelen. Een ander woord voor niet-monoseksuelen is pluriseksuelen. Dit woord vindt zijn oorsprong in de onderzoeksgroep rond de Amerikaanse psycholoog Paz Galupo (tevens hoofdredacteur van het Journal of Bisexuality). Het voordeel van het woord pluriseksuelen is dat het niet de nadruk legt op anders zijn dan de norm (niet-monoseksuelen), maar juist de verscheidenheid aan seksuele identiteiten benadrukt voor deze groep mensen. Het belichaamt het motto “eenheid in diversiteit”. Daarom gebruik ik deze term ook in dit artikel en in (toekomstige) publicaties.

Regelmatig word ik betrokken in discussies over de overeenkomsten en verschillen tussen biseksualiteit en panseksualiteit. Men is vooral benieuwd naar de verschillen tussen deze twee labels. In andere landen zijn die discussies nog uitgebreider en gaat het vaak ook nog over andere pluriseksuele identiteiten: omniseksueel, queer, heteroflexibel, homoflexibel, en ga zo maar door. Ik zal het hier vooral hebben over biseksualiteit en panseksualiteit als twee belangrijkste pluriseksuele identiteiten, maar in feite gelden mijn observaties ook voor andere (seksuele) identiteiten.

Seksuele identiteit

Wat is een seksuele identiteit? Het is een identiteit die iemands relatie met seksualiteit weergeeft. Het kan zowel een persoonlijke identiteit zijn alsook een sociale identiteit. Het geeft namelijk de mogelijkheid om jezelf te identificeren op basis van een identiteitscategorie, namelijk hoe zie je jezelf? Daarnaast geeft het de mogelijkheid om jezelf tot een bepaalde sociale groep te verhouden en wellicht toe te treden tot een gemeenschap van gelijkgestemden. Zo’n sociale groep is vaak een specifieke groep met unieke kenmerken,  in dit geval een bepaalde seksuele identiteit.

Een seksuele identiteit gaat dus over hoe je jezelf ziet (je zelfbeeld) en hoe je je tot anderen, en andere groepen, verhoudt. Het geeft een mogelijkheid om jezelf te positioneren in de (sociale) wereld. Tegenwoordig beschouwt men een identiteit als een sociale constructie: door mensen bedacht en constant gereproduceerd in denken, taal en gedrag waardoor het vaak lijkt alsof het bepaalde “natuurlijke” categorieën zijn. Dit is bijvoorbeeld een kerngedachte van queer-theorie, een theoretische stroming met bekende vertegenwoordigers als Michael Foucault en Judith Butler, die deze “natuurlijke” categorieën, vooral in het kader van gender, bevraagt en bevecht. Dit geeft ook aan dat de “definities” van seksuele identiteiten, waar vaak naar wordt gevraagd, sociale constructen zijn en geen vaststaande feiten.

Illustratie biseksualiteit versus panseksualiteit door Jeanine Schuring
Illustratie door Jeanine Schuring

Biseksualiteit versus panseksualiteit?

Bij de discussie biseksualiteit versus panseksualiteit worden er regelmatig uitspraken gedaan die eigenlijk ervan uitgaan dat er één bepaalde definitie is van biseksualiteit en één van panseksualiteit, alsof het twee natuurlijke identiteiten zijn die elkaar uitsluiten. Beweringen zoals “biseksualiteit versterkt binair denken over gender” en “panseksuelen voelen zich aangetrokken tot de persoon, genitalia zijn onbelangrijk” doen lijken alsof er een fundamenteel verschil bestaat tussen biseksualiteit en panseksualiteit wat voor iedereen geldt die zich tot één van deze twee groepen rekent. Er bestaan verschillende definities van biseksualiteit en panseksualiteit. Zo zijn er bijvoorbeeld mensen die panseksualiteit definiëren als een seksuele identiteit waarbij het gaat over liefde voor mensen ongeacht geslacht: hearts not parts is een gevleugelde uitspraak. Geldt dit voor iedereen? Natuurlijk niet, zo heb ik ook mensen gesprokken die het zien als het zich seksueel en/of romantisch aangetrokken kunnen voelen tot anderen, dus een definitie waar het niet per se gaat over liefde, maar die ook kan gaan over seks. Wat betreft biseksualiteit: de Amerikaanse professor David Halperin onderscheidde in 2009 al dertien manieren om biseksualiteit te definiëren.

Het zoeken naar één definitie van biseksualiteit en panseksualiteit leidt eigenlijk tot een gevaarlijke discussie over wie welk label mag dragen. Dit werd ook duidelijk in mijn promotieonderzoek waar een aantal mensen probeerden om biseksualiteit te definiëren, waarbij de nadruk lag op een onveranderbare volwassen seksuele identiteit, soms aangevuld met een opmerking dat je echt seksueel opgewonden moet raken van mannen en vrouwen (en soms anderen die buiten de genderdichotomie). In de woorden van Gurevich en collega’s: er wordt door een bepaalde groep mensen nieuwe normen gesteld aan seksuele identiteiten – wellicht met de beste bedoelingen – waardoor er een zeer enge definitie gaat ontstaan die zogezegd vaststaat en bepalend is voor anderen. Wie is een echte biseksueel en wie niet? En wie bepaalt wanneer iemand biseksueel of panseksueel is? Deze vragen laten al zien dat het voeren van een strenge definitie eigenlijk heel beperkend is en mensen juist uitsluit. Ook in mijn onderzoek werd er door een aantal deelnemers gesproken over mensen die niet echt biseksueel zijn, maar biseksueel gedrag vertonen voor de aandacht of om gewoon wat te experimenteren.

Bovendien, definities kunnen ook veranderen. Fritz Klein, bedenker van de Klein Sexual Orientation Grid, gebruikte een binaire definitie van biseksualiteit. Simpel gezegd, je voelt je seksueel en romantisch aangetrokken tot mannen en vrouwen. De Kinsey-schaal is een ander voorbeeld van binair denken: een biseksueel is iemand die zich seksueel niet exclusief tot mannen of vrouwen aangetrokken voelt. Het denken over biseksualiteit, echter, heeft een lange geschiedenis van inclusie van meerdere geslachten. Reeds in het begin van de jaren ’90, o.a. in het Bi Manifesto (1990!), werd er gesproken over je aangetrokken voelen tot mensen van hetzelfde geslacht en andere geslachten. Amerikaans bi-activiste Robyn Ochs spreekt tegenwoordig over het zich seksueel en/of emotioneel aangetrokken voelen tot mensen van meer-dan-één geslacht. Dit is tevens de definitie die het Landelijk Netwerk Biseksualiteit al een aantal jaar gebruikt:

“Biseksuelen zijn mensen die in zichzelf het potentieel erkennen om aangetrokken te worden – romantisch en/of seksueel – tot meer dan een gender en/of geslacht, niet per se op hetzelfde moment, niet per se op dezelfde manier en niet perse in dezelfde mate”

Het bewust negeren van ontwikkelingen in definities en denkwijzen is in dezen niet alleen bi-negatief (we spreken steeds vaker over bi-negativiteit in plaats van bi-fobie omdat fobie een angst impliceert terwijl dit vaak niet het geval is), maar houdt ook het idee in stand dat identiteitscategorieën geen sociale constructen zijn maar natuurlijke gegevens. Zullen definities van biseksualiteit en panseksualiteit veranderen en zich blijven ontwikkelen? Daar ga ik wel vanuit.

Tot slot, Amerikaans onderzoek van Flanders en anderen laat zien – en dit komt tot op zekere hoogte ook terug in mijn eigen onderzoek – dat mensen ook meerdere seksuele identiteiten kunnen gebruiken. Mensen kunnen zichzelf bijvoorbeeld biseksueel, panseksueel en queer noemen, of panseksueel en gay. Uit recent internationaal onderzoek blijkt dat mensen zichzelf in sommige alledaagse sociale omgevingen biseksueel noemen en in andere omgevingen panseksueel, bijvoorbeeld omdat ze verwachten dat soms makkelijker is om uit te leggen dat je biseksueel bent dan dat je panseksueel bent. Ook in mijn onderzoek heb ik daar een tweetal voorbeelden van, zoals een bi/panseksuele vrouw die zich voornamelijk biseksueel noemt in sociale omgevingen waar weinig kennis over seksuele diversiteit. Deze Rotterdamse vertelt ook waarom: veel mensen zijn al onbekend met biseksualiteit en zo mogelijk nog minder bekend van panseksualiteit.

De biseksuele paraplu

Ik kan me tot op zekere hoogte vinden in de biseksuele paraplu – the bisexual+ umbrella – zoals hieronder getekend door Shiri Eisner. Het geeft aan dat biseksualiteit+ een overkoepelende seksuele identiteit is met daaronder allerlei andere pluriseksuele identiteiten. Dat biseksualiteit als overkoepelend wordt gezien heeft vooral te maken met het feit dat het een stuk bekender is, al langere tijd wordt gebruikt in de samenleving en eveneens sinds de jaren 50 van de vorige eeuw in wetenschappelijke modellen omtrent seksuele diversiteit. Panseksualiteit en queer kennen bijvoorbeeld een veel kortere bestaansgeschiedenis, lijken meer onder jongeren te worden gebruikt dan onder oudere generaties, met name onder de wat meer activistische jongeren, en worden nog weinig opgenomen in theorieën over seksuele diversiteit.

The Bisexual Umbrella
De biseksuele paraplu – Bron: Shiri Eisner, 2013

Natuurlijk kan de biseksuele paraplu enige weerstand oproepen onder mensen met andere pluriseksuele identiteiten: waarom is juist biseksualiteit overkoepelend? Zoals Eisner al aangeeft: deze paraplu omvat eenieder die zich onder deze paraplu wil scharen. De biseksuele paraplu is geen definitief model, maar is m.i. een belangrijk instrument om te benadrukken dat pluriseksuelen “één zijn in verscheidenheid”. Dit is belangrijk omdat er vele uitdagingen liggen voor biseksuelen en panseksuelen in de maatschappij die sterk beïnvloed wordt door mononormativiteit.

Mononormativiteit is een geïnstitutionaliseerd discours waarbij er direct een link gelegd worden tussen iemands seksuele identiteit en het geslacht van iemands partner (m/v). Met andere woorden, hoe anderen je seksuele identiteit zien hangt geheel af van het geslacht van je partner. Inderdaad, hier is weinig ruimte voor dynamiek en verandering in seksuele en/of romantische voorkeuren door de tijd en wordt iedereen in het hokje “hetero”  of “homo/lesbisch” gestopt op basis van zijn/haar partner. Veranderen van seksuele voorkeuren of seksuele identiteit wordt gezien als nog seksueel onvolwassen zijn. Dit discours reflecteert eveneens een monogame norm en verwachting: je hebt één partner waarmee je een duurzame en exclusieve relatie opbouwt. Mononormativiteit zorgt ervoor dat pluriseksuelen niet zichtbaar worden, maar gezien worden als heteroseksueel of homoseksueel/lesbisch. Deelnemers aan mijn onderzoek geven aan dat ze worden gezien als heteroseksueel by default en als homoseksueel of lesbisch wanneer ze een partner van gelijk geslacht hebben. Eén deelnemer geeft aan dat zelfs toen zij een partner had die gedurende de romantische relatie in transitie was, haar seksuele identiteit werd afgelezen aan het geslacht van haar partner: eerst hetero omdat de partner man was, vervolgens lesbisch omdat ze een relatie met een vrouw had. Biseksualiteit of panseksualiteit is vaak geen “optie” in de denkwereld van anderen.

Dr. Nikki Hayfield geeft duidelijk de overeenkomsten weer betreffende de maatschappelijke acceptatie van biseksualiteit en panseksualiteit: redelijk onzichtbaar, niet gezien als authentieke seksuele identiteit, stereotypen, en stigma’s. Samenwerking tussen mensen met pluriseksuele identiteiten is nodig om meer ruimte te creëren voor mensen die zich niet exclusief tot mannen of vrouwen aangetrokken voelen. Dit zien we gelukkig al gebeuren, biseksuelen en panseksuelen die hand-in-hand strijden tegen het mononormatieve discours en voor zichtbaarheid en erkenning van mensen die zich niet exclusief tot één geslacht aangetrokken voelen.

Tot slot

We moeten ons niet gaan verliezen in discussies omtrent biseksualiteit versus panseksualiteit versus andere pluriseksuele identiteiten omdat identiteiten geen natuurlijk feiten zijn en mensen hier een eigen invulling aan kunnen en mogen geven. Bovendien is het vaststellen van één definitie gevaarlijk: het geeft de impressie dat er goede of echte biseksuelen en panseksuelen zijn en daarmee worden anderen die niet voldoen aan die definitie buitengesloten. En dat is geen ongegrond gevaar, meerdere deelnemers aan mijn promotieonderzoek maken onderscheid tussen echte biseksuelen en mensen die doen alsof ze biseksueel zijn. Het is belangrijk dat eenieder kan kiezen welke identiteit(en) passend zijn en dat men niet voor een ander gaat beslissen wie diegene is en tot welke groep(en) diegene behoort.

Afsluitend, er komen de laatste jaren meer pluriseksuele identiteiten bij die mensen nog meer mogelijkheden geven om de vragen “wie ben ik?”  en “tot welke groep behoor ik, of wil ik behoren?”  te beantwoorden. Dit geeft mensen de mogelijkheid om meer nuances aan te brengen in de vraag hoe ze zich verhouden tot anderen. Ik ben benieuwd in hoeverre mensen deze nieuwe identiteiten omarmen, of wellicht terugkeren naar de geijkte seksuele identiteiten vanwege een te grote lettersoep (die aanwijzingen zijn er ook), en hoe ze zichzelf definiëren qua seksualiteit en of/hoe dat gaat veranderen in de toekomst. De tijd zal het leren.

Dr. Emiel Maliepaard (e.maliepaard1@gmail.com) heeft aan de Radboud Universiteit promotieonderzoek gedaan naar biseksualiteit onder (jong)volwassenen (18-35 jaar) in Nederland en heeft hier veel over gepubliceerd. Hij is erg geïnteresseerd in sociale ongelijkheid in alledaagse situaties en activiteiten, in het bijzonder aangaande (bi)seksualiteit en gender.

Noot: Dit essay is gebaseerd op mijn bijdrage aan de workshop bisexual, pansexual, omnisexual georganiseerd door Dr. Christian Klesse (Manchester Metropolitan University) bij de Manchester Metropolitan University en deels op mijn promotieonderzoek. Ik ben Dr. Nikki Hayfield (University of the West of England) zeer erkentelijk voor haar presentatie bij voornoemde workshop; zij heeft mij eveneens geïnspireerd mijn gedachten over pluriseksuele identiteiten op papier te zetten voor een Nederlands publiek.

Referenties

Eisner, S. (2013). Bi: Notes for a bisexual revolution. Seattle, VS: Seal Press.

Flanders, C.E., LeBreton, M.E., Robinson, M., Bian, J., & Alonso Caravaca-Morera, J. (2017). Defining bisexuality: Young bisexual and pansexual people’s voices. Journal of Bisexuality, 17, 1, 39–57.

Galupo, M.P., Davis, K.S., Grynkiewicz A.L., & Mitchell, R.C. (2014). Conceptualization of Sexual Orientation Identity Among Sexual Minorities: Patterns Across Sexual and Gender Identity. Journal of Bisexuality 14, 3-4, 433-456.

Gurevich, M., Bower, J., Mathieson, C. M., & Dhayanandhan, B. (2007). ‘What do they look like and are they among us?’: Bisexuality, (dis)closure and (un)viability. In V. Clarke & E. Peel (red.), Out in psychology: Lesbian, gay, bisexual, trans, and queer perspectives (pp. 217–242). Chichester, England: Wiley.

Maliepaard, E. (2017). Bisexuality in the Netherlands: Connecting bisexual passing, communities, and identities. Journal of Bisexuality, 17, 3, 325–348.

 

Leave a comment